Hitler en de arabieren (Hitler and the Arabs) |
|
1 juni 2016 / june 1 2016 Verkrijgbaar via de boekhandel of: Uitgeverij Aspekt
|
|
Korte inhoud van het boek Hitler had een zekere minachting voor de Arabieren. Hij zag ze als raciaal inferieure Semieten. Aan de andere kant koesterden veel Arabieren grote bewondering voor Hitler. En in Iran waren er sjiitische geestelijken die in Hitler een soort verlosser zagen. Na de Duitse inval in de Sovjet-Unie in juni 1941 zocht Hitler naar allianties met zoveel mogelijk moslims: hij had hen nodig voor een gemeenschappelijke strijd tegen het ‘goddeloze’ communisme, de Joden en het Engelse ‘kolonialisme’. Zijn belangrijkste bondgenoot was Haj Amin Al-Husseini, de antisemitische grootmoefti van Jeruzalem. Hitler wilde grote delen van het Midden-Oosten veroveren. Ook Palestina was zijn doelwit. Dat was op dat moment nog een Brits mandaat, maar er vestigden zich daar steeds meer Joden. In een oorlogsdecreet uit juni 1941 gaf Hitler aan dat hij de ‘Arabische vrijheidsbeweging’ steunde. Via offensieven in het zuiden van Rusland, Noord-Afrika en Egypte zouden de Britten in het nauw moeten worden gedreven en Palestina en andere Arabische landen moeten worden ‘bevrijd’. Er stond al een apart moordeskader van de beruchte SS klaar om in het bevrijde Palestina alle Joden te doden.
Inhoudsopgave:
Enkele geselecteerde artikelen en documenten op internet Literatuur/documentatie
Enkele citaten: Pagina 83: ‘Er zijn zeer sterke aanwijzingen dat Hitlers bevel om de Joden uit ter roeien al dateert van vóór zijn ontmoeting met de grootmoefti van Jeruzalem.’ Pagina 82: ‘De Holocaust begon in feite al in de zomer van 1941, kort na de Duitse inval in de Sovjet-Unie. Na 22 juni waren er door de Einsatzgruppen van de SS een tijdsbestek van slechts enkele maanden honderdduizenden Joden doodgeschoten.’ Pagina 29: ‘Tussen 1933 en 1939 gaf Hitler niet veel prioriteit aan de ontwikkelingen in het Midden-Oosten.’ Pagina 30: ‘De Saoediërs waren beducht voor zowel de Britse als Italiaanse machtsaanspraken. Bij Duitsland lag dat volgens de Saoedische leiders anders.’ Pagina’s 20 en 21: ‘Erwin Ettel, de Duitse ambassadeur in Teheran, rapporteerde in februari 1941 dat Iraanse gestelijken in Hitler de door God gezonden “Twaalfde Imam” zagen.’ Pagina 73: ‘Op het filmfragment is te zien hoe de moefti eerst de Hitlergroet brengt. Tijdens de bespreking (met Hitler op 2 november 1941) deed hij het voorkomen alsof hij namens de gehele Arabische wereld sprak, maar dat was natuurlijk niet het geval. Deze genadeloze jihadist had met veel van zijn Arabische tegenstanders korte metten laten maken, op 9 november 1941 nog me de pro-Britse Palestijn Fakri Nashashibi, die in opdracht van de moefti in Bagdad werd vermoord.’ Pagina 75: ‘Hitler antwoordde dat “Duitsland zich inzet voor de compromisloze strijd tegen de Joden. Daartoe behoort ook de strijd tegen Joodse vestigingen in Palestina.”’ Pagina 93: ‘De Duitsers werden door veel Egyptenaren als bevrijders van de Britse dominantie in het Midden-Oosten gezien.’ Pagina 113: ‘Antisemitisme is in de Arabische wereld wijdverbreid, vooral in Iran, Syrië, Irak, Libanon, Gaza/de Westbank, Egypte, Saoedi-Arabië, delen van Noord-Afrika, Pakistan, Afghanistan, Soedan en Somalië. In enkele Arabische landen is dat antisemitisme deels terug te voeren tot actieve nazipropaganda tussen 1933 en 1945 en zijn de effecten daarvan nog tot op de dag van vandaag merkbaar.’ Pagina 131: ‘Wat hadden (Alois) Brunner en de Syrische machthebbers gemeen? Hun diepe haat jegens de Joden. Nog steeds is antisemitisme in Syrië wijdverbreid, óók onder tegenstanders van de familie Al-Assad en zelfs onder Syrische christenen.’ Pagina 137: Volgens Sennholz hadden Wirsing en von Leers identieke opvattingen over de rol van de islam en de noodzaak van een politiek bondgenootschap tussen Duitsland en de Arabieren.’ Pagina 145: ‘Al-Qaradawi is zeer populair, niet alleen in het Midden-Oosten, Turkije en Noord-Afrika, maar ook in Europa, met name bij veel moslimmigranten die naar Arabischtalige tv-uitzendingen kijken. Geen wonder dat steeds meer Joden zich in Europa bedreigd voelen.’ Pagina 154: ‘In veel opzichten kan men radicale moslims zien als de nazi’s van nu.’
Summary in English: Hitler regarded the Arabs as racially inferior, yet he courted them, especially during the Second World War. And many Muslims strongly admired Hitler. They were attracted by Hitler’s fanatical hatred of the Jews. There were Shia clerics in Iran who believed that Hitler was a kind of Saviour. In Russia, the Nazis had reached the Caucasus Mountains in the south and and Hitler expected to occupy Iran and Iraq sooner or later and thus encircle the British positions in the Middle East. At the end of March 1942 Hitler said that he preferred the Muslim Turks to those Christians who belonged to the Bulgarian Orthodox Church. This is remarkable because Bulgaria was an ally of Nazi Germany. The Bulgarian Church and some courageous Bulgarian politicians later (in 1943, that is) defied Hitler and Himmler’s SS by saving a lot of Jews. Hitler’s plan to ‘liberate’ Palestine and the Middle East failed thanks to successful British and Russian counter-offensives. Rommel was driven out of Egypt and North Africa, the Nazi armies were defeated in the Soviet Union and had to withdraw all the way to Berlin. After the war three high ranking Nazi war criminals, all former SS-officers, fled to Syria. They were Walther Rauff, Franz Stangl and Alois Brunner. They played an important role in setting up the notorious Syrian secret police apparatus. Whereas Rauff and Stangl did not stay in Syria, but later decided to flee to Latin America, did Brunner prefer to stay in Syria. He was protected by the anti-Semitic Syrian regime. Nazi propaganda is still making an impact in the Middle East where anti-Semitism is rampant. Jeffrey Herf, an expert on the Middle East and Hitler’s Third Reich, wrote a thorough and well documented study on this – Nazi Propaganda for the Arab World.
Recensies/book reviews NBD Biblion (Nederlandse bibliotheken/Dutch Libraries)/bol.com, 7 september 2016: https://www.bol.com/nl/p/hitler-en-de-arabieren/9200000054578031/ ‘In “Hitler en de Arabieren” legt onderzoeksjournalist Emerson Vermaat verbanden tussen het gedachtegoed van nazi-Duitsland en het optreden van moslimfundamentalisten tijdens de Tweede Wereldoorlog, als het gaat om hun verhouding met de Joodse bevolkingsgroep en de staat Israël. De populariteit van Hitler onder de Arabieren was en is nog steeds, groot. “Mein Kampf” wordt ook heden ten dage nog altijd gepubliceerd in het Arabisch. De auteur gaat niet alleen in op de bedenkelijke rol van de Palestijnse grootmoefti van Jeruzalem, Haj Amin Husseni, en zijn contacten met Berlijn tijdens de oorlogsjaren, maar hij beschrijft ook Himmlers bewondering voor de radicale islam en de oprichting van een moslim-Waffen-SS eenheid, de ‘Handschardivision’. Na de oorlog vluchtte een aantal hoge SS-officieren naar Syrië. Vermaat beschrijft hoe mannen als Franz Stangl, Alois Brunner en Walther Rauff een nieuw leven opbouwden in het Midden-Oosten en hoe zij steun verleenden aan Arabische regimes en de opbouw van hun inlichtingendiensten. Geïllustreerd.’ Katholiek Nieuwsblad, 10 juni 2016, Nazi-kopstukken: Hitler en de Arbieren: https://www.pressreader.com/netherlands/katholiek-nieuwsblad/20160610/281973196924969 ‘Hoewel Hitler een racistische minachting voor Arabieren had (“gladde halfapen”) bewonderde hij het islamitische fanatisme. Daar kon hij wat mee. Omgekeerd bewonderden de Arabieren Hitler en doen dat vaak nog steeds. Het verhaal van de relatie tussen Duitsland en het Midden-Oosten, dat al begint in de negentiende eeuw, is bekend. De relevantste boeken hierover hebben we in KN besproken. Ook de betrokkenheid van de Palestijnse grootmoefti Al-Husseini bij de Holocaust is bekend, evenals de verspreiding van nazi-kopstukken over het Midden-Oosten na de oorlog, waardoor de verstrengeling van Arabisch nationalisme en nazisme zich nog verdicht heeft. Geen wonder dat Mein Kampf in het Midden-Oosten nog altijd herdrukken beleeft. In deze beknopte monografie zet Emerson Vermaat het allemaal op een rijtje, aangevuld met nieuwigheden en bovendien vanuit het actuele perspectief van de vluchtelingencrisis en de bewezen aanwezigheid IS-terroristen in Europa. Wist u dat zij denken dat bij een nucleaire aanval op Israël of Europa – hun hartenwens – moslims gespaard blijven? Zo gek was zelfs Hitler niet, maar voor het overige mag men volgens Vermaat “radicale moslims zien als de nazi’s van nu”. Inclusief hun virulente antisemitisme.’ Israël Aktueel, september2016, p. 6, column van de auteur: ‘Radicale moslims zijn de nazi’s van nu, óók als ze Europa als asielzoeker zijn binnengekomen. Dit schrijf ik in mijn nieuwste boek Hitler en de Arabieren (Uitgeverij Aspekt, Soesterberg). Niet alle Arabieren haten Israël en de Joden, maar een groot aantal van hen doet dat wel degelijk. En dat antisemitisme wordt via migrantenbewegingen massaal naar westerse landen geëxporteerd, zo waarschuwt Daniel Jonah Goldhagen in The devil that never dies, een schokkend boek over antisemitisme. Europa, Australië en Noord-Amerika hebben in toenemende mate te maken met de import van conflicten uit de islamitische wereld. Behalve Goldhagen, citeer ik Michael Freilich, de Antwerpse hoofdredacteur van Joods Actueel. Hij zei in maart 2006: “Mijn zoontjes weten dat sommige Arabieren ons naar het leven staan. Onlangs vroeg mijn oudste of Hitler misschien een Arabier was.” The Middle East Quarterly (USA), Spring 2017, ‘Hitler en de Arabieren’ reviewed by Beila Rabinowitz, http://www.meforum.org/6569/hitler-en-de-arabieren ‘In Hitler en de Arabieren (Hitler and the Arabs), Dutch investigative journalist Vermaat details the convergence and synthesis of Nazi and Islamist theology. Citing archival and contemporary sources, he explores the roots of modern Arab anti-Semitism, focussing on the Muslim cleric Haj Amin al-Husseini, grand mufti of Jerusalem, who played a major role in wedding Islamism to the Nazi belief system. Husseini forged an alliance with the Nazis based on a shared vision of making the world “Judenrein” (devoid of Jews) and the concept of “Übermensch” (master race), an idea with a parallel in the Qur’an, for example: “You are the best nation produced (of) mankind!” Although the Nazis considered the Arabs to be Semites, the notion of “the enemy of my people is my friend” took precedence over racism. Husseini is quoted assuring Hitler: “The Arabs are the natural allies of Germany, given that they have the same enemies.” Many Nazis also saw Islam as a religion that was compatible with the dogmatic tenets of Nazism (such as self-sacrifice and waging all-out war against any ideological opponents.) Himmler, for example, deeply admired the Islamic doctrine of “martyrdom,” finding it “befitting a soldier.” Hitler’s biographer and SS member Johann von Leers eventually converted to Islam in 1957. Vermaat provides extensive documentation illustrating the shared roots of Nazis and Islamism and how both toxic ideologies continue to play an influential role in the modern Middle East. In the chapter “Muslim Extremism and the Apocalypse,” Vermaat explains: “It was the Nazis who were the first to partner with radical Muslims against the Jews.” His conclusion that in “many respects, radical Muslims can be viewed as the Nazis of today” is as inescapable as it is undeniable.’ |