Anton Mussert en zijn conflict met de SS 
(Anton Mussert's conflict with the SS)

Main topics: World War II, Nazi occupation of the Netherlands (1940-1945), Dutch Nazi movement NSB, SS, anti-Semitism, Holocaust

Verschijningsdatum: juni 2011
Date of appearance: June 2011

ISBN 978-94-6153-021-9
314 pagina's (314 pages)

Prijs 24, 95 euro (met illustraties en documenten)

Verkrijgbaar via de boekhandel of:

Uitgeverij Aspekt
Amersfoortsestrraat 27
3769 AD Soesterberg
Tel. 0346 35 38 95
e-mail: info@uitgeverijaspekt.nl
www.uitgeverijaspekt.nl

 

Tijdens de bezettingstijd botste NSB-leider Anton Mussert meermalen met de SS en met Heinrich Himmler, de hoogste baas van de SS. Dat blijkt uit documenten (vooral correspondentie, instructies van de SS) uit Duitse en Nederlandse archieven die in dit boek uitvoerig worden geciteerd.
De SS wilde Nederland geheel inlijven, Mussert wilde ‘minister-president’ van een min of meer onafhankelijk Nederland worden. Hij droomde van een ‘Groot-Nederland’, een verenigd Nederland en Vlaanderen onder zijn leiding. Maar in Berlijn trof de auteur een document aan waaruit bleek dat Himmler persoonlijk bevel gaf om NSB’ers die in Vlaanderen politieke activiteiten ontplooiden, terug te sturen  naar Nederland. (Zie hierover blz. 34, 35, 289.)

Himmler en de SS waren voor een hardere aanpak van de kerken  die tegen de maatregelen van de bezetter protesteerden. Mussert kwam daarentegen voor de godsdienstvrijheid op, onder meer in een gesprek met Hitler in december 1943. Himmler was daar niet van gediend. Mussert had overigens vijf gesprekken met Hitler die in dit boek uitvoerig worden besproken. Het eerste gesprek vond plaats in november 1936, vier jaar vóór de Duitse bezetting dus. (Zie hierover blz. 12, 13.) In zijn naoorlogse memoires ‘De NSB in oorlogstijd’ bespreekt Mussert alleen de vier gesprekken die hij tijdens de bezettingstijd met Hitler heeft gehad.
Eind 1943 liet Hitler zich tegenover Mussert tamelijk positief uit over Moslimvrijwilligers (die de kant van Nazi-Duitsland hadden gekozen) en moslimimmigranten in Duitsland. Zij waren vrij hun geloof te beleven. (Zie blz. 146.)

Mussert redde tijdens de bezettingstijd een zeer beperkt aantal Nederlandse Joden (de zogenaamde ‘Mussert-Joden’). Meestal betrof het oud-leden van de NSB of persoonlijke vrienden van Mussert. Een van hen was mej.S.S. Ancona uit Amsterdam, een oud-lid van de NSB. In oktober 1941 schreef Musserts secretaresse Stien van Bilderbeek haar een brief waarin zij haar namens de NSB-leider meedeelde dat deze geen schuld had aan het feit dat de bezetter eiste dat leden van Joodsen bloede werden geroyeerd. ‘Gij vergeet, de Leider (Mussert) heeft de macht nog niet overgenomen; de Duitse autoriteiten hebben het te zeggen en van hen is deze verordening uitgegaan.’  Deze brief wekte de woede op van zowel Himmler als Hanns Albin Rauter, de hoogste SS’er in het bezette Nederland. Himmlers naaste medewerker Rudolf Brandt schreef Rauter dat in zulke brieven ‘werkelijk het ware gezicht van de heer Mussert wordt getoond’. (Deze correspondentie wordt achterin het boek afgedrukt.) Volgens Rauter waren er in 1940 ‘dozijnen soortgelijke brieven’ aan Joden verstuurd. (Zie hierover blz. 156-158, 284, 285.)

Aanvankelijk was Mussert geen echte antisemiet. In de eerste helft van de jaren dertig van de vorige eeuw presenteerde hij zijn NSB als een ‘christelijke’ beweging die óók open stond voor Joden. Hij uitte openlijk zijn bewondering voor de Italiaanse fascistenleider Benito Mussolini, wiens ‘leer van het fascisme het antisemitisme niet kent’. In de tweede helft van de jaren dertig en tijdens de bezettingstijd kwam de NSB steeds meer in antisemitisch vaarwater terecht, mede door toedoen van Musserts rivaal mr. Meinoud Rost van Tonningen, die helemaal op de hand van Himmler en de SS was. In de ogen van Himmler en Rost van Tonningen sloot Mussert nog teveel compromissen.

Tijdens de februaristaking in 1941 was de Musserts houding tegenover de Joden echter hoogst kwalijk. De meeste Joden woonden in Amsterdam. In 1941 werden zij getreiterd, uit tram verwijderd, ‘jeugdstormers’ (van de jeugdbeweging van NSB) sloegen ruiten van Joodse panden kapot. (Zie blz. 155,  231, 306.)
Een soortgelijk gedrag vertoont een aantal antisemitisch georiënteerde Marokkaanse jongeren nu, ook nu worden Joden die in de tram een keppeltje dragen, door hen lastiggevallen. (In dit verband wordt op blz. 255 mevrouw Bloeme Evers-Emden, een overlevende van Auschwitz, geciteerd.)
Tijdens door de NSB en de WA (de paramilitaire ‘Weerafdeling’ van de NSB) uitgelokte gevechten in de Amsterdamse ‘Jodenbuurt’ werd WA-man Hendrik Koot zo zwaar gewond dat hij later overleed. ‘Juda heeft het masker afgeworpen!’ schreef Mussert eind februari op de voorpagina van het NSB-orgaan ‘Volk en Vaderland’. Tijdens razzia’s in de Jodenbuurt werden meer dan 400 Amsterdamse Joden naar het beruchte concentratiekamp Mauthausen afgevoerd. (Velen van hen kwamen later om.) Uit protest daartegen brak de februaristaking uit. Mussert had het daarna over ‘de Jodenoverheersing en Jodenterreur’. (Zie hierover blz. 155, 156.)

Op 31 december 1941 eisten Mussert en Rost van Tonningen in een  gesprek met Himmler een deel van het door de bezetter in beslaggenomen Joods vermogen op. Het was een van de weinige keren dat beide rivalen – Mussert en Rost van Tonningen – op één lijn zaten. (Zie hierover blz. 73-76, 229; op blz. 229 staat een foutieve datum: 6 januari 1942 moet 31 december 1941 zijn.)

Uit het bezette Nederland werden tussen de 102.000 en 108.000 Joden  weggevoerd. Van hen kwamen zeker 100.000 om in de vernietigingskampen (vaak door ‘vergassing’, met name in Auschwitz en Sobibor). Mussert was niet op de hoogte van de details van de Holocaust, maar hij had wel geruchten opgevangen en zou toen – in februari of maart 1943 – hebben gezegd dat de Duitsers ‘een zware bloedschuld’ op zich laadden. Maar hij durfde niet openlijk tegen de massale deportatie van Joden te protesteren.  (Zie hierover blz. 161.)
Wel nam Mussert het in februari 1943 in ‘Volk en Vaderland’ op voor een zeer kritische kanselboodschap van de kerken waarin werd gewaarschuwd tegen ‘de toenemende rechteloosheid’ en ‘het ten dode vervolgen van Joodse medeburgers’. Hij stelde dat de kerken ‘volkomen het recht, ja de plicht hebben om de wereldlijke overheden te vermanen’ en citeerde fragmenten uit die boodschap. Musserts opmerkelijke artikel viel bij de SS niet in goede aarde en werd direct in het Duits vertaald en naar Berlijn doorgestuurd. (Zie hierover blz. 173, 174.)

Aan de andere kant stelde diezelfde Mussert NSB’ers beschikbaar voor het Oostfront waar ze in de SS-gelederen vochten. Er waren dus momenten dat hij heel goed met de SS kon samenwerken. Ook legde hij de eed van trouw op Hitler ‘als Germaans leider’ af. Mussert dacht ten onrechte dat Hitler in zijn talrijke conflicten met Himmler en de SS aan zijn zijde stond. Hij besefte niet dat Hitler net zo’n beest was als Himmler. Overigens ging Hitler niet in op druk van Himmler en dr. Arthur Seyss-Inquart, de ‘rijkscommissaris voor de bezette Nederlandse gebieden’, om de eigenzinnige Mussert aan de kant te schuiven.  

Mussert liet zich sterk beïnvloeden door Fritz Schmidt, de ‘commissaris voor bijzondere opdrachten’, die formeel onder Seyss-Inquart viel. Schmidt was bovendien nog de hoogste vertegenwoordiger van de Duitse nazipartij (NSDAP) in Nederland en ressorteerde als zodanig onder Martin Bormann, een rivaal van Himmler. Er was ook een ‘commissaris voor het veiligheidswezen’. Dit was de eerdergenoemde Hanns Albin Rauter, die formeel eveneens onder Seyss-Inquart viel, maar die in feite alle bevelen van Himmler moest opvolgen. Schmidt en Rauter botsten voortdurend met elkaar onder meer over de lijn die tegenover Mussert moest worden gevolgd. (Volgens Rauter had Schmidt ‘schizofrene’ neigingen.) Schmidt koos doorgaans partij voor Mussert. 
Schmidt kwam in de zomer van 1943 om het leven, waarschijnlijk door zelfmoord. (Hij was in Frankrijk ’s nachts uit een rijdende trein gesprongen, volgens Mussert was hij echter door de SS vermoord.)

Uiteindelijk zwichtte Mussert vaak wel voor de eisen van de SS. Bijvoorbeeld toen NSB’ers die zich bij de Nederlandsche/Germaansche SS hadden aangesloten, niet langer de traditionele NSB-groet ‘Hou Zee’ mochten uitbrengen, maar alleen de Hitlergroet. (Zie hierover blz. 191-193, 281-283.)
In het laatste oorlogsjaar ging het met de NSB steeds meer bergafwaarts. Mussert meldde zich in juni 1944 zelfs aan bij de Wehrmacht, het Duitse bezettingsleger. Daar zat men echter niet op hem te wachten. De Duitse militaire bevelhebber in Nederland generaal Friedrich Christiansen was onaangenaam verrast en vroeg Rauter of hij Mussert niet kon ‘overnemen’. Maar Rauter deelde Christiansen mede dat Mussert juist tot de Wehrmacht was toegetreden ‘om zich meer van de SS te distantiëren’. Tussen de SS en de Wehrmacht boterde het niet altijd even goed. Seyss-Inquart moest nu een weg zien te vinden om Mussert zonder gezichtsverlies uit de Wehrmacht te laten verwijderen. (Zie hierover blz. 202-205, 229, 230.)

Eind 1944 zette Mussert Rost van Tonningen af als tweede plaatsvervangend leider. Rost van Tonningen beklaagde zich daarop bij Rauter en Seyss-Inquart. Ook brak Mussert in februari 1945 met zijn jarenlange vertrouweling en bondgenoot Cornelis van Geelkerken, nota bene mede-oprichter van de NSB en de tweede man binnen de beweging. Van Geelkerken had, tot grote ontsteltenis van Mussert, steeds meer de zijde gekozen van Rauter en de SS gekozen.
Mussert werd op 7 mei 1945 gevangengenomen en vervolgens berecht. Op 7 mei 1946 – precies een jaar na zijn arrestatie – werd hij op de Waalsdorpervlakte geëxecuteerd.

In het laatste hoofdstuk wordt het boek nog eens samengevat en van conclusies voorzien. Deze studie is zeer kritisch over Mussert, die, ondanks zijn vele conflicten met de SS, als een echte landverrader wordt afgeschilderd. Alleen al de eed op Hitler die hij eind 1941 aflegde, is voldoende om de NSB-leider als landverraderte typeren. Zelf zag hij zijn rol natuurlijk anders: hij meende dat hij met ‘zijn offergang voor volk en vaderland’ het beste met ons land had voorgehad. Zijn kort na de oorlog geschreven memoires ‘De NSB in oorlogstijd’ waren één grote poging tot zelfrechtvaardiging. Zelf tóen bleef hij het nog opnemen voor Hitler, die door Himmler en de SS zou zijn misleid.

Belangrijkste stellingen uit het boek

1. Mussert botste herhaaldelijk met de SS en Himmler, maar bond uiteindelijk vaak weer in.
2. Ondanks alle onderlinge rivaliteiten en spanningen werkte Mussert soms heel goed met de SS samen. Relatief veel NSB’ers werden in het kader van Himmlers ‘Waffen-SS’ naar het Oostfront gestuurd, meermalen met de zegen van Mussert zelf.
3. Himmler vaardigde een geheim decreet uit waarin het NSB’ers werd verboden propaganda te bedrijven inVlaanderen.
4. Mussert eiste eind 1941 in een gesprek met Himmler een deel van het door bezetter in beslaggenomen Joods vermogen op.
5. Mussert meldde zich in juni 1944 aan bij de Duitse Wehrmacht, een bezettingsleger dat ons land in opdracht van de rabiate antisemiet Adolf Hitler had bezet.
6. Mussert redde een zeer beperkt aantal Joden; het ging om ex-leden van de NSB of persoonlijke vrienden van hem. Zijn secretaresse schreef in oktober 1941 aan de Amsterdamse Jodin S.S. Ancona, een geroyeerd lid van de NSB, dat de Leider (=Mussert) niets tegen de verordening van de bezetter om Joden uit de NSB te zetten, kon doen. ‘De Leider heeft de macht nog niet overgenomen.’ Deze brief viel bij de SS-leiding in Nederland en Berlijn bepaald niet in goede aarde. 
7. Mussert heeft niet tegen de Jodenvervolging geprotesteerd (meer dan 100.000 uit het bezette Nederland afkomstige Joden kwamen in de vernietigingskampen Auschwitz of Sobibor om het leven, meestal door ‘vergassing’), wél nam de NSB-leider het in februari 1943 in het NSB-orgaan ‘Volk en Vaderland’ op voor een herderlijk schrijven van de kerken waarin tegen ‘de toenemende rechteloosheid’ en het ‘ten dode vervolgen van Joodse medeburgers’ werd geprotesteerd. Binnen de SS was men over dit artikel van Mussert helemaal niet te spreken. Mussert was niet op de hoogte van de details van de Holocaust, maar hij had wel geruchten opgevangen op grond waarvan hij zou hebben opgemerkt: ‘Dit is een zware bloedschuld die de Duitsers op zich laden.’ 
8. Hoewel Mussert, net als Mussolini, aanvankelijk geen echte antisemiet was schreef hij al vóór de bezetting enkele artikelen waarin voor het antisemitisme begrip werd gewekt. Naar aanleiding van de februaristaking en incidenten in de Amsterdamse ‘Jodenbuurt’ (de dood van WA-man Koot) in 1941 schreef de NSB-leider zelfs een tweetal zeer antisemitische artikelen.
9. In een gesprek met Mussert in december 1943 nam Hitler het op voor moslimvrijwilligers (die in de Duitse gelederen vochten) en moslimimmigranten in Nazi-Duitsland die daar volgens hem vrijelijk hun geloof konden beleven.
10. Men moet er voorzichtig mee zijn om Mussert en de NSB te vergelijken met hedendaagse zogenaamde ‘populistische’, maar niet specifiek neonazistische of fascistische bewegingen of partijen. Mussert was een echte landverrader die tijdens de bezettingstijd met de bezetter collaboreerde.
Daarentegen hebben Marokkaanse jongeren die Joden uitschelden, hen in het openbaar vervoer (tram, bus, metro of trein) lastigvallen of in aanwezigheid van een of meer Joden de Hitlergroet uitbrengen, méér met de nazi’s gemeen.  Zulke dingen gebeurden er ook tijdens de bezettingstijd, zij het in nog veel ergere mate. ‘Onze nieuwe Nederlanders eisen respect en dat ze niet gediscrimineerd worden. Helaas maken ze zich zelf schuldig aan discriminatie van Joden.’ (Aldus de Amsterdamse Jodin dr. Bloeme Evers-Emden die al haar familieleden in Auschwitz verloor.) Wie zovele jaren na de Holocaust de Hitlergroet uitbrengt als een Jood voorbijloopt identificeert zich op hoogst kwalijke wijze met de zaak van de nazi’s en de neonazi’s.

 

Inhoudsopgave:

1. Mussert, Mussolini, Hitler, Rost van Tonningen, Julia op ten Noort en Himmler (tot mei 1940)
2. Het Duitse bezettingsbestuur in Nederland, de SS en de ‘Groot-Nederlandse’ ideologie van de NSB
3. Mussert, Rost van Tonningen en de SS (1940/41)
4. Himmlers SS versterkt  zijn greep op het bezette Nederland (1942/43)
5. Mussert, de NSB, de Joden en de kerken
6. Strijden voor een verloren zaak (1944/45)
7. Evaluatie en nabeschouwing: Mussert nog steeds actueel
Voetnoten
Literatuur
Illustraties en documenten
Persoonsregister
SS-rangen

 

Erratum

Op blz. 229 staat abusievelijk als datum 6 januari 1942. Dit moet 31 december 1941 zijn.

Summary in English

Between December 1931 and May 1945, Anton Mussert was the leader of the Dutch Nazi movement NSB. Mussert initially sympathized with the Italian fascist leader Benito Mussolini. He also initially allowed Jews to become members of the NSB. Meinoud Rost van Tonningen, his main rival within the movement, did not agree: Jews and freemasons should not be allowed to join the Dutch Nazi movement. Rost van Tonningen strongly sympathized with Heinrich Himmler, the leader of the notorious SS organization in Germany. Mussert often clashed with Himmler, especially during the Nazi occupation of Holland (1940-1945). Mussert espoused the concept of a ‘Greater Netherlands,’ the unification of the Netherlands and Flanders, that is. The concept most favoured by Himmler, the SS and Rost van Tonningen, though, was the ‘Greater Germany,’ the unification of all ‘Germanic’ peoples.  The Netherlands should be incorporated in the greater German ‘Reich.’ Mussert was opposed to such unification plans and harboured the illusion that Hitler supported him, which was not the case. Just like Himmler, Hitler wanted to incorporate the Netherlands and Flanders into the German Reich.

More than 100,000 Jews were deported to the death camps during the Nazi occupation of the Netherlands. The vast majority of them were killed (‘gassed’) in Auschwitz and Sobibor. Mussert and the NSB did not openly protest against the deportations and the treatment of the Jews. However, he did hear rumours about mass killings, and told one of his confidants in 1943 that the Germans are incuring a heavy blame.
In February 1943, Mussert quoted from a message by the Dutch churches which openly protested against lawnessless and the persecution of Jews. Mussert wrote that the churches had the right, indeed the duty, to admonish the ‘worldly authorities.’ Himmler and the SS did not like Mussert’s article in the NSB party paper ‘Volk en Vaderland.’
Mussert also saved a very limited number of Dutch Jews, usually friends or former members of the NSB. One of them was Miss S.S. Ancona from Amsterdam. Again, Himmler and the SS were not pleased.

On other occasions, however, Mussert did not hesitate to blame the Jews for everything. In February 1941, NSB and WA members provoked a number incidents and clashes in the Jewish quarter of Amsterdam. The WA was the paramilitary organization of the NSB. Windows were smashed, Jews were forcibly removed from public trams (streetcars). Fights broke out and in one of these fights WA member Hendrik Koot was badly injured. He later died in hospital. Mussert called it a ‘Jewish crime’, subsequently blaming ‘Jewish terror.’ Those who excelled in terror, however, were the Nazis themselves:  more than 400 Dutch Jews were deported to the concentration camp of Mauthausen, and most of them died.
On December 31, 1941, Mussert and Rost van Tonningen had a secret conversation with Himmler. They demanded that the Nazis would honour a previous agreement with the German occupation authorities that part of the confiscated Jewish property would be reserved for Dutch Nazis. Himmler agreed. But the Nazis continued to plunder Jewish property in Holland.

Mussert often initially protested against the growing influence of the SS in Nazi occupied Holland, but in many cases he gave in later or he was overruled. He had frequent clashes with Hanns Albin Rauter, the so-called ‘Higher SS and Police Leader.’ Rauter was Himmler’s man in Holland. In 1940, Mussert was vehemently opposed to the idea of the SS to create an organization of Dutch SS volunteers called ‘Nederlandsche SS.’ He then agreed to a proposal that such an organization would be formed under the auspices of the NSB. Henk Feldmeijer, the leader of the Nederlandsche SS, was a typical Himmler adept and loyal to the SS only. Rauter and Himmler supported Feldmeijer throughout. 
Feldmeijer changed the name ‘Nederlandsche  SS’ to ‘Germaansche (Germanic) SS in the Autumn of 1942. Once again, Mussert protested in vain.

On other occasions Mussert was entirely loyal to Himmler and the SS. He encouraged young Dutch Nazis to fight in the SS-ranks on the Eastern front. Fighting communism was a noble cause to him.

Between September 1940 and December 1943, Mussert had four meetings with Hitler whom he adored as a prophet. It was in December 1941 that he swore an oath of personal allegiance to Hitler – another act of collaboration and treason. Two years later, when Mussert raised the issue of religious freedom in the Netherlands, Hitler told him there were also Muslim volunteers and Muslim immigrants in Germany who could freely practise their religion. Hitler made one important reservation, though: the churches are not allowed to challenge the authority of the state. 
Mussert wanted to meet Hitler again in 1944, but the German Fuehrer was to busy. The Nazis were loosing the war, yet Mussert was still dreaming about a new kind of Europe led by Germany. 
The southern part of the Netherlands was liberated in September and October 1944, the western part followed in May 1945. Mussert was taken prisoner, tried and subsequently executed (May 1946). Even in prison, he remained loyal to Hitler. Instead, he blamed Himmler and SS for everything that had gone wrong.

 

Enkele boekbesprekingen/book reviews:

Het Parool, 28 september 2011, PS21 (paginagrote en positieve bespreking):
‘Mussert zou tussen 1936 en 1943 vijf keer op bezoek bij Hitler gaan, maar hij werd aan het lijntje gehouden. Hitler liet hem in de waan dat hij als leider van de NSB nog wel eens staatshoofd van Nederland kon worden en liet hem daarvoor de ene concessie na de andere doen.’
‘Vermaat laat goed zien  dat het binnen de NSB in feite altijd een rommeltje was. Mussert liet Feldmeijer bespioneren en Feldmeijer maakte Mussert zwart bij Seyss-Inquart. Mussert had de beste contacten in Berlijn, maar had niet in de gaten dat hij in feite gebruikt werd om de groot-Germaanse ambities van zijn grote vijand Feldmeijer mogelijk te maken.’
‘Mussert was een nationalist, maar in zijn blinde ambitie en naïviteit bewees hij de bezetter de ene na de andere dienst. Toen hij op 7 mei 1946 op de Waalsdorpervlakte werd geëxecuteerd, was hij er nog heilig van overtuigd dat hij alles had gedaan om de soevereiniteit van Nederland te herwinnen. Hij had geprobeerd zijn groot-Nederlandse ideaal door Hitler erkend te krijgen en daarom moest hij, vond hij echt, niet als landverrader worden beschouwd, maar als redder des vaderlands.’

Katholiek Nieuwsblad, 12 augustus 2011:
‘Toch was Mussert zonder enige twijfel een landverrader, die Hitler als “Germaans leider” trouw had gezworen. Afkomstig uit het protestantse Werkendam (Noord-Brabant), deelde Mussert niet diens vijandigheid jegens het christendom. Erg antisemitisch was hij ook niet, hij redde zelfs Joden. In de conclusie vraagt Vermaat zich af in hoeverre het anti-islamisme van Geert Wilders te vergelijken is met het antisemitisme van de nazi’s. Volgens Vermaat kunnen beter de bedreigers van Wilders met nazi’s en fascisten vergeleken worden.’

Reformatorisch Dagblad, 18 oktober 2011:
‘Ellenbogenwerk. Het is even  boeiend als vermoeiend om te lezen hoe Mussert, Rost van Tonningen en andere vooraanstaande NSB’ers zich na de Duitse inval een hoge positie probeerden te verwerven of te behouden, en hoe ze hun idealen verwezenlijkten. Een recent verschenen boek ontrafelt hun onderlinge geharrewar en frustraties.’
‘Minister-president wilde Mussert worden, en wel van een groot-Nederland waartoe ook Vlaanderen moest gaan behoren. Onderzoeksjournalist Vermaat vond in Berlijn echter – een niet eerder gepubliceerde – brief waarin Himmler opdracht gaf om NSB’ers die in Vlaanderen politieke activiteiten ontplooiden, naar Nederland terug te sturen.’
‘De Duitsers ergerden zich aan hem, maar konden ook niet om hem heen, omdat er buiten de NSB weinig Nederlanders waren die bij het landsbestuur konden worden betrokken of aan het oostfront wilden worden ingezet. “Voor de SS was Mussert een soort nuttige idioot die men kon gebruiken zolang men hem nodig had”, schrijft Vermaat. “Hij stribbelde af en toe wel tegen, maar uiteindelijk deed hij meestal toch wat er van hem werd verlangd.”’

NBD Biblion (bibliotheken), 27 oktober 2011:
‘Mussert schoof steeds meer op richting het felle antisemitisme van de Duitse bezetter en het overgrote deel van de Nederlandse bevolking dreef de spot van met gehate “Leider”. Mussert had “een conflict” met de SS… maar toch ook weer niet. Het boek vertelt niets nieuws, maar zet de feiten nog eens op een rijtje. Aan het eind van het boek wil de auteur weten of Mussert en Wilders op elkaar lijken. Zijn conclusie: dus niet.’

Facetten van de Tweede Wereldoorlog nader belicht: Boekrecensies en verslagen, 2011 (internet):
‘Uit het boek blijkt de dualiteit, waarin Anton Mussert vaak verkeerde. Enerzijds kon hij heel goed met de SS samenwerken, anderzijds kon hij ook flink botsen met de SS. Himmler en Mussert lagen elkaar ook niet qua persoonlijkheden. Hun meningsverschil begon al met hun opvattingen over de toekomst van Nederland. Himmler wilde Nederland inlijven bij Nazi-Duitsland, een opvatting, die vanuit Nederland gesteund werd door Meinoud Rost van Tonningen, na Van Geelkerken de derde man van de NSB. Mussert echter wilde graag een soort “minister-president” worden van een enigszins onafhankelijk Nederland.’
‘Op het gebied van de godsdienst liepen de conflicten hoog op. Mussert, die zelf christelijk was opgevoed, was vóór godsdienstvrijheid. Hij vond dat ook de NSB op christelijke grondslag gebaseerd moest zijn, maar Himmler was fel tegen godsdienstvrijheid. Mussert hoopte dikwijls op steun van Hitler, maar de Führer hield hem weliswaar menig keer de hand boven zijn hoofd, doch verkoos de NSB-leider zeker niet boven zijn naaste medewerkers. Een misrekening van Mussert, die wellicht eerder te verklaren valt uit zijn naïviteit.’

In juli 2011 was er een zestig minuten durend life-interview met de auteur op radio Amsterdam FM.